Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij versmaadden ook [37]het gewenste land; [38]zij geloofden Zijn woord niet. 37. Hebr. het land der begeerte; dat is, het land van Kanaan, hetwelk een schoon gewenst land was, vloeiende van melk en honing, waar ook de vrome voorvaders een grote begeerte toe gehad hadden. Zie Deut.8:7, en Deut.11:10,11,12; Jer.3:19; Ezech.20:6. 38. Dat is, zij geloofden de beloften Gods niet, dat Hij hen in het beloofde land brengen en daarin bewaren zou; maar uit ongeloof wilden zij weder naar Egypte keren.